Medusa’s blik op macht en mythe: een bespreking van Natalie Haynes’ Stone Blind

— Deze blogpost werd geschreven door masterstudent Victoria Boudeweel Piscador, voor het vak Bijzondere Vraagstukken: Oudgriekse Letterkunde. De opinies en argumenten in deze blogpost zijn die van de student en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het officiële beleid of standpunt van de Afdeling Grieks. Voorbeelden van analyse uitgevoerd in deze blogpost zijn slechts voorbeelden.

Begin december heeft het Amerikaanse zakentijdschrift Forbes de jaarlijkse ranglijst gedeeld van de meest machtige vrouwen van het moment. De lijst bevat veel CEO’s en wereldleiders, gekenmerkt door hun sobere kostuums en zelfzekere blik. Toch toont het feit dat er nood is aan een aparte ranglijst specifiek voor vrouwen dat macht nog niet gelijk verdeeld is over de genders.

Macht is natuurlijk een ruim begrip en het hebben ervan hangt af van verschillende factoren, niet alleen gender. De combinatie van macht en gender blijft volgens mij echter interessant. Eén van de (vele) manieren waarop daarmee omgegaan wordt in de literatuur is via het genre van de mythologische hervertellingen, waarin het vrouwelijke perspectief benadrukt wordt. Specifiek wil ik het in deze blogpost hebben over een recente toevoeging aan dat genre, namelijk Stone Blind: Medusa’s Story (2022) door Natalie Haynes, dat, zoals de titel al

aangeeft, de mythe van Medusa vertelt uit Medusa’s eigen perspectief. Medusa krijgt dus macht over haar eigen mythe: maar wat betekent dat?

De mythe vóór Stone Blind

Medusa is één van de Gorgonen, drie monsterlijke wezens, maar in tegenstelling tot haar zussen is zij sterfelijk. Ze wordt aangerand door de god Poseidon in de tempel van Athena, waarop Athena Medusa (het slachtoffer!) straft met slangenhaar en een verstenende blik. In opdracht van een koning komt de held Perseus een Gorgo — Medusa — onthoofden. Medusa’s hoofd (het Gorgoneion) blijft de verstenende kracht behouden, en nadat Perseus het tegen zijn vijanden gebruikt, geeft hij het aan Athena, die het op haar wapenschild (aegis) plaatst.

Zoals bij elke mythe het geval is, heeft het verhaal al in de antieke wereld verschillende versies, waarin bepaalde elementen kunnen veranderd, toegevoegd of weggelaten zijn. De aanranding door Poseidon, bijvoorbeeld, vindt volgens Hesiodos (Theog. 278–9) niet plaats in Athena’s tempel, maar ergens in een idyllische weide, wat de context van Medusa’s straf natuurlijk helemaal verandert. Ondanks de verschillen en eventuele weglatingen in individuele vertellingen, kunnen we volgens mij zeggen dat drie elementen uit de hele mythe essentieel zijn: de aanranding door Poseidon, de moord door Perseus en de objectivering van het hoofd. Deze drie scènes vinden we ook terug in Natalie Haynes’ Stone Blind (SB). Hoewel Medusa op het eerste zicht (pun not intended) weinig tot geen macht lijkt te hebben in deze situaties, hanteert Haynes de blik van Medusa om haar agency of een soort ‘macht’ te geven.

Dat de blik macht geeft, is een wijdverspreid idee, ook in feministische ideologieën. De cineaste Agnès Varda vat dat volgens mij perfect samen met de woorden “Le premier acte féministe d’une femme c’est de regarder, de dire: ‘d’accord on me regarde, mais moi aussi je regarde’”. In feministische interpretaties van de Medusa-mythe wordt haar verstenende blik dan ook vaak toegeëigend als een positieve gave in plaats van een negatieve, monsterlijke kracht (Gloyn 2019: 157). Volgens Susan Bowers (1990: 219) is Medusa door haar blik zelfs “the icon of the female gaze”, een symbool voor vrouwen die hun macht terugnemen door de wereld te bekijken vanuit een eigen perspectief.

Het boek van Haynes past dus goed binnen deze visie. Ik bekijk dan ook graag even hoe Medusa’s blik werkt binnen de drie eerder vernoemde scènes.

De aanranding door Poseidon

De donkerharige Poseidon legt zich neer (παρελέξατο) met Medusa in een weide vol lentebloemen; zo schrijft Hesiodos in het eerder vermelde fragment van de Theogonie (278–9). De beschrijving is kort en neutraal. Haynes daarentegen heeft het over een aanranding in de tempel van Athena, zoals ook Ovidius schrijft in zijn Metamorphosen: “Men vertelt dat de heerser over de zee haar in Minerva’s tempel heeft aangerand (vitiasse).” (Met. 4.798–9).

In geen enkele van de antieke versies krijgen de betrokken personages, Poseidon en Medusa, een stem, maar Haynes vult de scène met een gesprek tussen de twee voordat de aanranding plaatsvindt. Medusa gebruikt haar stem en verdedigt haar mening, wat Poseidon vrijwel automatisch interpreteert als een brutaal tegenspreken (SB 55). Medusa’s verbale kracht is een teken van haar superieure mentale kracht: hoewel ze als jong meisje op bijna alle vlakken zwakker is dan de goddelijke Poseidon (Bowers 1990: 221), is ze zekerder van zichzelf. Deze passage is een voorbeeld daarvan: “she felt rather sorry for him. Imagine being a god, she thought, and still needing to tell everyone how impressive you were.” (SB 53).

De discussie die daarop volgt is de aanleiding tot Medusa’s moment van agency in de scène. Poseidon wijst naar een groep menselijke meisjes en bestempelt die als “ordinary”, terwijl Medusa ze mooi vindt omdat ze “young and happy and together” zijn (SB 56–7). Poseidon raakt daardoor geïrriteerd (alweer) en manipuleert Medusa om in te gaan op zijn avances, omdat hij dreigt anders één van die meisjes te misbruiken en te doden (SB 58):

‘Or I will have you. Here, now, in the temple. (…) So let us see how much you love these mortals.’
She stared at him in disgust. ‘If I agree to do this, you’ll leave them alone?’
He shrugged. ‘I might.’
‘Then yes,’ she said.

Perseus geeft Athena het hoofd van Medusa,
die er erg menselijk uitziet. Via theoi.com.

In tegenstelling tot andere versies van de mythe, laat Haynes Medusa expliciet “ja” zeggen tegen Poseidon, waardoor ze zelf een beslissing neemt (ondanks dat ze natuurlijk nog steeds een slachtoffer is: gemanipuleerd worden tot consent is geen consent!). Medusa’s blik heeft nog geen verstenende kracht, maar toch denk ik dat de blik hier al krachtig is, omdat haar woordelijke toestemming eraan gelinkt wordt. Haar blik naar andere vrouwen toe is de basis van haar eigen mening, keuze en bijgevolg een soort macht over haar situatie. Ze maakt deze beslissing omdat ze de menselijke meisjes gezien heeft.

De moord door Perseus

In Haynes’ boek wordt de moord op Medusa sterk geanticipeerd, maar de effectieve scène wordt slechts verteld in een gesprek tussen de slangen van Medusa’s hoofd (een gewaagde, vernieuwende keuze van Haynes). Meermaals wordt hier benadrukt dat Medusa sliep toen Perseus haar doodde. Dit is ook een versie die we bij Ovidius lezen: “Perseus vertelt dat hij via het spiegelend brons van zijn huiveringwekkende schild (…) de gestalte van Medusa aanschouwd had en, toen een diepe slaap haar zelf en de slangen in zijn greep had, haar hoofd had gescheiden (eripuisse) van haar nek.” (Met. 4.784–5).

Deze keer heeft Medusa wél haar verstenende blik, een kracht die, zo herhaalt Haynes vaak, niet beheerst kan worden: wat Medusa ook bekijkt versteent, of ze het nu wil of niet. “The first statue is a mistake” (SB 64), lezen we bijvoorbeeld. De echte twist in het verhaal komt aan het licht wanneer slang alfa en slang bèta aan het discussiëren zijn (SB 284–5):

β: She was, I’m telling you she was asleep and he crept up on her while she slept and then he brought the blade down on her neck.
α: She woke when he was standing above her. (…)
β: If what you’re saying is true, why didn’t she open her eyes? (…)
α: Because she wouldn’t kill him.

Medusa met slangenhaar, gebeiteld in steen (!) op het
pediment van de Artemistempel in Korfu. Via Wikimedia.

Waarom wilde Medusa Perseus niet doden? In ieder geval past het wel bij Haynes’ omkering van monster en held, een belangrijk thema in het boek. Zo wordt Medusa doorheen het boek gekarakteriseerd als een onschuldig, zachtaardig meisje, niet als een monster. Misschien is Medusa (net als bij Poseidon) opnieuw een vrijwillig slachtoffer, dat liever zelf sterft dan een ander te doden (zelfs als het om zelfverdediging gaat)?

Of misschien kan Medusa het leven als ‘monster’ niet aan? Ze mist haar haren en haar zicht (SB 164) en het zou volgens mij dus een logische verklaring zijn, logischer dan dat ze zo’n martelaarsfiguur wordt (als ze zichzelf niet één-, maar zelfs tweemaal vrijwillig opoffert, lijkt ze toch zo perfect als een Mary Sue?). Misschien wil ze een uitweg uit haar leven als ‘monster’, net zoals Athena op het einde een uitweg wil uit haar leven als godin.

Opnieuw is Medusa’s blik dus de oorzaak van haar macht en deze keer ook het middel waarmee ze haar beslissing neemt. De bewuste keuze die ze maakt om niet naar Perseus te kijken, is meteen ook haar beslissing over het lot dat ze ondergaat, in tegenstelling tot het lot als ‘monster’ dat haar is opgedrongen.

De objectivering van het Gorgo-hoofd

Het Gorgoneion blijft in de klassieke traditie een belangrijk iconografisch element. Het hoofd van het vrouwelijke monster is een object geworden met een beschermende functie en staat op zichzelf voor macht (!) en verschrikking, zoals Ovidius ook schrijft: “Ook nu draagt zij [Minerva], om haar verlamde vijanden angst aan te jagen, op haar borst de slangen die zij schiep”. (Met. 4.802–3). In de Ilias heeft ook Agamemnons schild het symbool van het Gorgoneion als teken van zijn macht: “In een cirkel stond de ontzettende Gorgo (Γοργὼ βλοσυρῶπις) met de beklijvende blik (δεινὸν δερκομένη), geflankeerd door Terreur en Paniek”. (Il. 11.36–7).

In Stone Blind is het Gorgoneion de verteller, waardoor het object terug verpersoonlijkt wordt. Toch is het niet hetzelfde personage als Medusa. Medusa sterft wanneer Perseus haar onthoofdt, het Gorgoneion wordt dan ‘geboren’. Wanneer het net gecreëerd is, herkennen we eerst opnieuw het thema van het onvrijwillig verstenen: het Gorgo-hoofd kijkt niemand in de ogen. Maar het houdt de ogen wel open, voor het geval Perseus erin zou kijken, want hem wil het Gorgoneion duidelijk straffen (SB 292): “I wanted to stare unblinking into his vacuous eyes and turn him to cold, pale stone. Are you feeling scared yet, of the monstrous head with no heart? Perhaps you should”.

Het hoofd van Medusa met duidelijk ‘monsterlijke’,
angstaanjagende eigenschappen. Via Eidolon.

Dat citaat toont hoe het Gorgoneion helemaal niet meer op Medusa lijkt. In tegenstelling tot Medusa neemt het de rol van ‘monster’ aan en het geniet zelfs van het verstenen. Veel feministische interpretaties zien de verstenende blik als het hebben van macht, zoals eerder al gezegd, dus misschien neemt het Gorgoneion de macht terug na het tweemalige slachtofferschap van Medusa. Misschien is dit de climax na alle dingen die de Gorgo heeft meegemaakt. Is dat eigenlijk macht of verbittering?

In de antieke mythe is Medusa, met haar verstenende blik en slangenhaar, een monster. Haar hoofd wordt een apotropaeon, een beschermend amulet, een wapen tegen vijanden: negatief wordt positief (Foster 2003: 182). De verhouding tussen Medusa en Gorgoneion kunnen we bij Haynes ook interpreteren als een omkering: het slachtoffer Medusa wordt de dader, het Gorgoneion. Het zachtaardige meisje dat anderen wil beschermen wordt het wraakzuchtige hoofd dat geniet van anderen verstenen. Meer nog dan een omkering, denk ik dat dit genieten van het verstenen een referentie is naar het monsterlijke aspect van de Gorgo. Haynes’ Medusa is niet gruwelijk of monsterlijk en wil haar negatieve krachten niet, maar het Gorgoneion wil die wel. Het Gorgoneion is wat Medusa had kunnen zijn. Een wezen geflankeerd door Terreur en Paniek.

Verstenen en versteend worden

Als laatste nuance wil ik nog toevoegen dat de Medusa-mythe natuurlijk op zoveel manieren is geïnterpreteerd als er mensen zijn die de mythe kennen. In sommige interpretaties is Medusa machtig, met haar verstenende blik, en in sommige is ze machteloos, bijvoorbeeld wanneer men benadrukt dat ze verslagen is door Perseus.

Zelf denk ik dat macht gelinkt is aan de blik. Maar ‘de blik’ werkt ook in de twee richtingen. Ze is een double-edged sword, want je kan zelf kijken en tegelijkertijd beïnvloed worden door de blik van een ander. Kevin Goddard (2000: 24) beschrijft dit als: “the gazer is him/herself as much influenced by the act of the gaze as is the subject of the gaze”. In Haynes’ boek zien we dit bijvoorbeeld in de scène tussen Poseidon en Medusa. Medusa ziet de groep mensenmeisjes en door hen te zien voelt ze zich zodanig verbonden met hen dat ze hen beschermt. Haar keuze beïnvloedt de meisjes. Maar de meisjes, die Medusa’s blik slechts ondergaan, hebben Medusa minstens net zoveel beïnvloed. Als de meisjes niet gezien zouden zijn, zou Medusa ook niet een beslissing genomen hebben die alles voor haar verandert.

Met deze dubbelzinnigheid eindig ik graag, want ze is gebaseerd op een kluwen van macht, blik en gender, drie elementen die elkaar heel de tijd beïnvloeden. Ook de vrouwelijke CEO’s en wereldleiders die op de Forbes-ranglijst staan, veranderen niet alleen de wereld door hun eigen visie, maar moeten tegelijkertijd zichzelf veranderen voor de wereld. Waarom dragen ze die sobere kostuums die ik eerder vermeld heb bijvoorbeeld? Ongetwijfeld is die kledingstijl de voorkeur van een aantal vrouwen, maar waarschijnlijk zijn er andere die liever iets anders zouden dragen als ze de wereld toespreken, als ze daardoor tenminste niet als minder professioneel, ernstig of machtig zouden gepercipieerd worden. Machtig zijn en machtig lijken gaan zo hand in hand.

Bibliografie

Bowers, S.R. (1990). Medusa and the female gaze. NWSA Journal 2(2), 217–235.

Foster, H. (2003). Medusa and the real. Res 44, 181–190.

Gloyn, L. (2019). Tracking Classical Monsters in Popular Culture. Londen: Bloomsbury.

Goddard, K. (2000). “Looks maketh the man”: The female gaze and the construction of masculinity. The Journal of Men’s Studies 9(1), 23–39.

Haynes, N. (2022). Stone Blind: Medusa’s Story. Londen: Pan MacMillan.

“Hij was mijn broertje”: Jennifer Saints pleidooi voor monsterkinderen

— Deze blogpost werd geschreven door masterstudent Arthur Declercq-Roelstraete, voor het vak Bijzondere Vraagstukken: Oudgriekse Letterkunde. De opinies en argumenten in deze blogpost zijn die van de student en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het officiële beleid of standpunt van de Afdeling Grieks. Voorbeelden van analyse uitgevoerd in deze blogpost zijn slechts voorbeelden.

Een golf van monsters

“Mijn wereld bestond niet langer uit dappere helden; ik leerde maar al te gauw over de pijn van vrouwen die onuitgesproken door de verhalen over hun wapenfeiten sijpelde”[1].

Op Homerische wijze vergelijkt Jennifer Saint personages met schelpen, laat ze Naxos overwoekeren met wijnranken en hoor je vanuit het labyrint hoefgetrappel. Helden laten deernen aan hun lot over, vaders vernederen hun kroost en goden worden trots of verliefd maar schuwen allerminst geweld: Ariadne leest als een zonneslag. Madeline Millers Circe, Pat Barkers The Silence of the Girls, Natalie Haynes’ A Thousand Ships en Jennifer Saints’ recente roman Ariadne kan je in één goddelijke adem noemen. Deze romans baseren zich op een grondige passie voor en onderzoek naar Griekse verhalen, en sinds hun verschijning in de afgelopen vier jaar zorgen ze voor een heuse, neoklassieke golf. Circe werd een New York Times bestseller met een serie in de maak. Een hoofdovereenkomst is dat vrouwen op de voorgrond treden – “a feminist epic” omschrijft The Bookseller Ariadne – , zij het als heksen, bijslapen, godinnen, dochters, weduwes en … monsters. Dat laatste is hoe de traditie hen vaak brandmerkt, zegt Jess Zimmerman in Woman and Other Monsters. Saint en co. keren de rollen om en creëren mensen waar voorheen vooral monsters opdoken. Zij gaan voorbij aan bloeddorstige of perverse stereotypen: Scylla kennen we als de hondvoetige belager van Odysseus’ schip, maar in de proloog van Ariadne doet Minos haar verdrinken nadat ze hem, verliefd, hielp haar vader omver te werpen[2]; of Elektra die – daar ze haar vader wreekte met de moord op haar moeder – de vrouwelijke tegenhanger van het Oedipuscomplex werd. (In de lente van 2022 verschijnt Elektra trouwens als hoofdpersonage in Saints volgende roman.) Wie noemt deze genuanceerde personages dan nog monsters, zonder meer? Want in tegenstelling tot hun inspiratiebronnen kunnen ze namelijk wel rekenen op het inlevingsvermogen van de lezer. Zelfs die half-mens uit het doolhof.

Ariadne opent met de routine van het paleis in Knossos, die tot stand blijkt gekomen te zijn door de patriarchale aanwezigheid van de wrede Minos, maar ook verlicht door de choreografie van Ariadne, Pasiphaë en Phaedra op Daedalus’ beeldschone dansvloer. De auteur haalt nog andere mythen door de creatieve mix: ook Theseus en Perseus, Dionysus en Hera figureren. Telkens worden de antieke versies die we kennen slim en subversief afgewogen met Saints moderne. Zij rust zowel haar heldinnen als slachtoffers uit met een zelfbewuste psychologie. Wanneer Ariadne’s familie bijvoorbeeld de brokken opraapt van Pasiphaë’s beruchte zwangerschap, brengt Ariadne de gemoedstoestand van haar moeder zo onder woorden:

“Ik kon niet om de parallellen tussen Medusa en Pasiphaë heen. Ze betaalden allebei de prijs     voor de misdaad van een ander. Maar Pasiphaë kromp en werd elke dag kleiner, al rekte haar      buik uit en werd ze vreemd misvormd door haar rare baby.”[3]

Deze vrouwen mogen dan wel ogen als monsters voor het grote publiek van hun – of onze – tijd, Saint legt uit dat ze dat niet zomaar werden. Een “ander” bracht hen in deze staat (in geval van Medusa Poseidon en Athena, Poseidon en Minos in dat van Pasiphaë), maar de literatuurgeschiedenis verbloemt of verhult veelal hun daderschap, wat we victim-blaming avant la lettre kunnen noemen. Maar als we denken aan Ariadne en het labyrint, dan komt meteen die “rare baby” voor de geest: Ariadnes broer, de Minotaurus.

 

“Hij was nog niet de Minotaurus”

In de mythenbib van Apollodorus[4] helpt Daedalus Pasiphaë aan een houten nepstier om, in haar door Poseidon geprogrammeerde waanzin, het taboe van bestialiteit te plegen. De bibliothecaris geeft de menselijke naam van het resultaat, zeldzaam voor de overlevering: “ze baarde Asterius, die de Minotaurus werd genoemd. Hij had het gezicht van een stier, maar de rest was van een man”. De mengeling van mens en dier is klaarblijkelijk het hoofdkenmerk van de boorling, meer wordt van zijn persoonlijkheid niet gezegd, en dat gaat ook op voor de vermelding in Hesiodus, Ovidius en Plutarchus[5]. Het verhaal, doorgaans het discours bij monsters, verlegt vervolgens de focus op Theseus als hoofdpersonage. Hij is ook half mens, maar op goddelijk DNA rust geen stigma. Zijn (boven)menselijke genen brengen Theseus hoger in de rangschikking dan zijn nemesis, het product van de overschreden grens tussen dier en mens.

Saint is trouwens niet de enige die gefascineerd is door deze mythe. In 2020 droeg het bedrijf Supergiant Games bij aan de receptiegeschiedenis met de publicatie van Hades (zie image rechts), het meest bekroonde en invloedrijke videospel van het moment. Een indrukwekkend gamma aan goed uitgeschreven – onder andere Zwarte, homo, aseksuele en non-binaire – Olympische of Chtonische goden, Titanen, Furiën, helden en monsters passeren de revue, de Minotaurus als tegenstander incluis. Die heet dan gewoon Asterius. In het Colosseum laat hij zich dit ontvallen: “I, too, was born of darkness. But, I chose the path of light. Even in death, it was not too late. <Snort> Not even for a monster, such as I.” Het personage is zich bewust van, maar betwist zijn eigen monsterstatus. Zo staat de Asterius van Hades, misschien wel een van de bekendste moderne versies dankzij het gaming medium, tegenover de demonische, hyper-agressieve, nauwelijks rationele Minotaurus uit de klassieke literatuur en kaskrakers als Wrath of the Titans of Percy Jackson & the Olympians. Het interessante aan deze receptie is niet dat de Minotaurus als hybride wordt voorgesteld, want dat is natuurlijk uit de oudheid overgenomen, maar in welke mate de gehaltes dier (instinct, agressie) en mens (ratio, gematigdheid) gedoseerd worden. In zijn obsessie met stieren kon bijvoorbeeld Picasso de Minotaurus als zorgdragend of voorbode op oorlog schilderen, een animatiefilm identificeert de kunstenaar zelf ermee. Het is de constante identiteitsvorming via een onderhandeling van monsterlijkheid en menselijkheid dat deze figuur zo tragisch maakt als personage.

 

De grootste monsters

Om terug te keren naar Saint, wat zij doet met de Minotaurus is volgens mij dan ook een van de grootste prestaties van Ariadne, want ze beperkt de onderhandeling niet tot het ostentatief monster zelf. De hele familie wordt geïmpliceerd in de monsterlijke identiteit – de brute Minos is tenslotte stamvader. Ook de implicaties voor Pasiphae van een monsterlijke geboorte worden expliciet beschreven: “De ondraaglijke pijn stond diep in haar gekerfd … De gedachte aan zijn schrapende hoeven, de ontluikende hoorns op zijn misvormde kop de paniek van zijn trappelende ledematen.”[6] . En de al even lastige onderhandeling – hoe monsterlijk is dit kind en waarom? – volgt er onmiddellijk op, in Ariadne’s gedachtestroom: “Ik had verwacht dat ik hem zou haten en vrezen, dat beest wiens bestaan abnormaal was. … Maar mijn moeder zat bij hetzelfde raam waar ze tegenaan had geleund met haar andere pasgeboren kinderen.” Ariadne is tien bij Asterions geboorte en Saint maakt de worsteling met wie of wat haar broer is dan ook duidelijk vanuit dit tienerperspectief (zij het terugblikkend als volwassenene). “Hij was nog niet de Minotaurus”, zegt Ariadne, “hij was nog maar een baby. Hij was mijn broertje”[7]. Anders dan in de Oudgriekse mythen heet Asterion pas ‘Minotaurus’ wanneer Minos hem als terreurmiddel begint op te sluiten in het labyrint: “hij werd mijn vaders vertoon van dominantie aan de wereld”[8].

Maar Ariadnes innerlijke twist vinden we niet terug bij haar familieleden die er noodzakelijkerwijs andere relaties met Asterion op na houden: “Phaedra wilde niks met hem te maken hebben … Deukalion [Ariadne’s andere en minder bekende broer, nvdr] wilde hem zien, maar ik zag heus wel dat hij inwendig huiverde. Minos kwam niet bij hem in de buurt”[9]. Wat hieruit blijkt is dat Saint de Minotaurus niet poneert als inherent, maar veeleer relationeel monsterlijk. Volgens Liz Gloyn, die een recent boek schreef over monsters in klassieke receptie, is het monstergehalte van de ‘moderne Minotaurus’ vaker psychologisch eerder dan fysiologisch van aard[10]: de Minotaurus zit in het labyrint van ons hoofd, niet in onze fysiek monsterlijke trekjes. Het is niet onze biologie, maar hoe iemand naar Asterion kijkt dat hem monsterlijk maakt – en de grootste monsters zien er niet altijd uit als zodanig.

 

Daarom is Saints’ Minotaurus/Asterion belangrijk: hoe complexer het portret van de schrijver, hoe harder lezers ernaar zullen turen om hun eigen idee van het monsterlijke te vormen. Heeft een ander een motorische ‘dysfunctie’ of mentale ‘afwijking’, moeten wij die dan daartoe herleiden? Is die niet meer dan enkele zijn ‘hoeven en horens’? Het feit dat Ariadne haar jongste en in het verhaal meest aanwezige kind Tauropolis – “stierenstad” – noemt, impliceert een zekere vrede met de onderhandeling van wie en wat dat “kindmonster”[11] nu was in de volledige monsterlijke familie. Door gebruik te maken van de klassieke traditie en moderne verwachtingen enerzijds en meerdere vertellers en persoonlijke verhoudingen anderzijds, pleit Saint dat het antwoord op identiteit nooit een simpele “of … of” mag zijn. Gezinnen zijn complex: hij is mijn broer, de Minotaurus, én hij is mijn broer, Asterion.

 

Bronnen

Chesi, Giulia Maria, en Francesca Spiegel. Classical Literature and Posthumanism. London: Bloomsbury, 2020.

Dasen, Véronique. ‘Childbirth and Infancy in Greek and Roman Antiquity’. Blackwell Companion to Families in the Greek and Roman Worlds, London, 2011, pp. 291–314.

Gloyn, Liz. Tracking classical monsters in popular culture. London: Bloomsbury, 2019.

Lohrasbe, Devon. The classical reception of the hybrid minotaur. PhD thesis University of Victoria, 2018.

Saint, Jennifer, en Saskia Peterzon-Kotte. Ariadne. Uitgeverij Orlando, 2021.

Surtees, Allison, and Jennifer Dyer. ‘Introduction: Queering Classics’. Exploring Gender Diversity in the Ancient World, Edinburgh: Edinburgh University Press, 2020, pp. 1-26.

Webster, Thomas BL. ‘The Myth of Ariadne from Homer to Catullus’. Greece & Rome, vol. 13, no. 1, 1966, pp. 22–31.

Stenger, Jan (Kiel). ‘Minotaurus’. Brill’s New Pauly, Brill, 1 oktober 2006. referenceworks.brillonline.com, https://referenceworks.brillonline.com/entries/brill-s-new-pauly/minotaurus-e805860?s.num=0&s.f.s2_parent=s.f.book.brill-s-new-pauly&s.q=minotaurus.

Apollodorus, en James George Frazer. The Library. Harvard university press W. Heinemann, 1976.

Afbeeldingen

Minotaur with Dead Mare in front of a Cave, 1936 by Pablo Picasso. https://www.pablopicasso.org/minotaur-with-dead-mare-in-front-of-a-cave.jsp. Geraadpleegd 5 december 2021.

Mara, Meredith. ‘Ariadne by Jennifer Saint Review’. Meredithmara, 17 juni 2021, https://meredith-mara.com/2021/06/17/ariadne-by-jennifer-saint-review/.

Supergiant Games. https://www.supergiantgames.com/games/hades/. Geraadpleegd 5 december 2021.

Tate. ‘“The Minotaur”, George Frederic Watts, 1885’. Tate, https://www.tate.org.uk/art/artworks/watts-the-minotaur-n01634. Geraadpleegd 7 december 2021.

‘The MBTI Of Every Member Of The Addams Family’. ScreenRant, 7 augustus 2019, https://screenrant.com/mbti-addams-family/.

モロー《パーシパエーと牡牛》1876-80ギュスターヴ・モロー研究序説[12](1985)美術の話. https://www.uchuronjo.com/moreau/301_moreau_pasiphae_1876_80_mgm_inv15504.html. Geraadpleegd 4 december 2021. (detail)

 

Voetnoten

[1] Ariadne: 22.

[2] Ariadne: 19. Saint besteed haar proloog en het begin van boek 1 aan Scylla. Voor het personage Ariadne fungeert Scylla als een model van Minos’ brutaliteit tegenover vrouwen. Voor de lezer fungeert ze dan weer als een menselijke portret van een anderzijds stereotype Griekse monster.

[3] Ariadne: 23.

[4] Apollodorus 3.1.4.

[5] Stenger 2006.

[6] Ariadne: 25.

[7] Ariadne: 26.

[8] Ariadne: 31.

[9] Ariadne: 27.

[10] Gloyn 2019: 189.

[11] Ariadne: 86.