‘There’s nothin’ like a mad woman’. De woede van Taylor, Soraya, en Medea

— Deze blogpost werd geschreven door Laura Naeye, EduMa-student, voor het vak Bijzondere Vraagstukken: Oudgriekse Letterkunde. De opinies en argumenten in deze blogpost zijn die van de student en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het officiële beleid of standpunt van de Afdeling Grieks. Voorbeelden van analyse uitgevoerd in deze blogpost zijn slechts voorbeelden.

 

Toen ik voor het eerst naar Mad woman van Taylor Swift (2020) luisterde, voelde ik de boosheid die ze verwoordt. Mad woman is een subtiel verwoorde aanklacht tegen de stereotypen rond vrouwelijke woede. Want boze vrouwen wordt nog steeds snel afgebeeld als irrationeel en gevaarlijk[1] en Swift speelt met de dubbele betekenis van mad om haar lied kracht bij te zetten:

Every time you call me crazy, I get more crazy. What about that?
And when you say I seem angry, I get more angry.

 

Taylor Swift Mad Woman

Ditzelfde gevoel keerde bij mij versterkt terug tijdens het lezen van het recente boek Rage Becomes Her van Soraya Chemaly.[2] Zij verwoordt en verklaart duidelijk waarom vrouwen boos zijn. Een voorbeeld uit Chemaly’s eerste hoofdstuk raakte me meteen:[3] ze beschrijft hoe, telkens haar dochter een toren bouwde, een jongen uit haar klas deze omver gooide. Het meisje deed vanalles ter bescherming, maar haar klasgenoot bleef hem omgooien. Zijn ouders corrigeerden hem niet, maar haalden enkel hun schouders op: ‘Boys will be boys’. Chemaly beschrijft hoe ze de woede in haar dochters ogen zag, maar dat het meisje deze onderdrukte. Als zij haar woede zou uiten, wist ze dat negatieve aandacht -hoe onterecht ook- op haar zou vallen. Deze gendernormen gelden niet enkel voor kinderen, maar blijven levenslang ons gedrag bepalen. Als je als vrouw woede durft te uiten, vertoon je maatschappelijk niet-aanvaard gedrag en verlies je geloofwaardigheid. Als een man echter boos wordt, volgt vaak een positievere reactie.[4] Chemaly benadrukt daarom dat het belangrijk is dat vrouwen hun woede erkennen en uitdrukken.[5] Zo wordt deze een constructieve kracht die maatschappelijke veranderingen kan stimuleren.

Swifts en Chemaly’s verwoordingen over discriminatie en onderdrukking brachten gevoelens tevoorschijn waar ik me eerder niet bewust van was: boosheid en verontwaardiging borrelden naar boven. Ze beschrijven ongelijkheden waar ik het bestaan van wist, bijvoorbeeld gegenderde gedragsnormen of een gegenderd verschil in opvoeding, maar ik had er voordien nog niet zo bij stilgestaan. Door mijn persoonlijke interesse en studies kwam ik bij verdere contemplatie uit bij Medea. Want als ik denk aan boze vrouwen uit de oudheid, denk ik allereerst aan haar, zoals ze door de Atheense toneelschrijver Euripides werd opgevoerd (431 v.C.).

 

 

 

You made her like that

Medea was een Kolchische tovenares die Jason hielp het Gulden vlies te veroveren. Hij nam haar mee als echtgenote naar Griekenland, maar liet haar (en dit is waar het toneelstuk begint) in de steek voor de koningsdochter van Korinthe, waarna Medea wraak nam door hun zoontjes te vermoorden evenals de koning en zijn dochter. In Euripides’ toneelstuk zien we een woedende Medea, uit op wraak omdat ze werd verraden door Jason. Haar woede is een belangrijk thema. De Oudgriekse termen hiervoor, χόλος (cholos)[6] en ὀργή (orgé),[7] komen nergens in het oeuvre van Euripides zoveel voor als in de Medea.[8][9] Χόλος wordt gebruikt om naar een langdurige, hevige boosheid te verwijzen, ὀργή wijst eerder op een impulsieve woede-uitbarsting, vaak verbonden met wraak op iemand.[10] Het gecombineerde gebruik van beide termen contextualiseert Medea’s woede en toont volgens mij het belang ervan aan in dit toneelstuk.

 

No one likes a mad woman

Medea gaat zich immers niet bij Jasons vertrek neerleggen zoals vrouwen geacht werden te doen, maar eigent zich de in het Oude Griekenland mannelijk gegenderde emotie van woede toe en uit deze.[11] Dit kan ze omwille van haar uiterst unieke positionaliteit (ze is een boos gemaakte buitenlandse vrouw, met magische krachten, zonder controlerende κύριος (kurios))[12] waardoor ze een specifieke agency heeft en haar woede kan uiten. Toch moet Medea, om zich te kunnen wreken, opnieuw normatief gedrag vertonen en haar woede onderdrukken, waardoor de rol van deze emotie in het toneelstuk dus niet echt als constructief kan beschouwd worden.

Loo, C.-A. van. (1760). Miss Clairon in Medea. [Oil on canvasmedium]. Neues Palais in Potsdam.
Euripides’ contextualisering van woede zie ik het duidelijkste in Medea’s twee gesprekken met Jason. In het eerste gesprek (verzen 446-626) wijst ze hem woedend op zijn verraad. Het koor karakteriseert deze speech als δεινή τις ὀργὴ (deiné tis orgé, ‘een vreselijke woede-opwelling’ , 520).[13] In deze uitbarsting begint ze met de aanspreking παγκάκιστε (pangkakiste, ‘meest allerslechtste’, 465) en beschuldigt Jason ervan zijn gezin in de steek te laten nadat zij alles voor hem deed. Medea’s woorden hebben echter geen effect op de ontkennende Jason.[14] In het tweede gesprek (866-975) pakt ze het anders aan. Ze onderdrukt haar woede tijdelijk en manipuleert Jason met geveinsd normatief gedrag.[15] Dit keer vraagt ze hem om vergiffenis (αἰτοῦμαί…συγγνώμον᾽, aitoumai…sungnoomon’, 869-870). Ze karakteriseert haar vroegere speeches, en daarmee ook zichzelf, als gek (873-874).[16] Ze eigent zich zo het stereotiep van de mad woman (crazy en angry, zoals in Taylor Swifts lyrics) toe en gebruikt het in haar voordeel.[17] Ze speelt briljant de rol van ondergeschikte vrouw,[18] en zo overtuigt ze Jason om een (vergiftigd) geschenk aan zijn nieuwe echtgenote te bezorgen zodat ze haar wraakplan kan uitvoeren.

 

Does a scorpion sting when fighting back?

Chemaly argumenteert dat constructieve woede een positieve sociale verandering kan teweegbrengen. Medea slaagt weliswaar in haar doel, namelijk wraak nemen door Jason te kwetsen: Jason verliest door deze moorden inderdaad niet alleen het vaderschap, maar ook zijn toekomstige echtgenote samen met koninklijke macht. Hoewel de moord op Medea’s rivale en haar kinderen de sociale structuur verandert, vernielt Medea echter ook tegelijkertijd haar eigen positie en identiteit als moeder. Haar zogenaamde overwinning op Jason is dus bitter, want ze vernielt ook (een deel van) zichzelf, zoals we zien in haar typering als rots, golf (28-29), leeuwin ((1279) en Scylla (1342-43). Vervolgens maakt ze tijdens het toneelstuk het koor van Korinthische vrouwen medeplichtig door haar wraakplan te vertellen, maar geheimhouding te vragen. Dit collectief van vrouwen onderneemt geen actie. Ze brengen Medea niet op andere ideeën, proberen de moord niet tegen te houden, maar ze doen ook niets om Medea’s positie te verbeteren en zo haar wraak te ondermijnen. Medea’s infanticide creëert een breuk met de normatieve rol van de vrouw als moeder. We krijgen een uitbeelding te zien van het ultieme gevaar van vrouwelijke woede als vernieler van patriarchale structuren.

Moderne opvoering van Medea door Marc-Antoine Charpentier, London Coliseum, 2013.

Ik lees Medea in relatie tot Chemaly’s pleidooi[19] als een voorbeeld van hoe we woede best net niet gebruiken. Medea erkent haar woede wel en onderneemt actie, maar die kan ze enkel uitvoeren door normatief gedrag te veinzen. Ze veroorzaakt een positionele verandering voor zichzelf en haar omgeving, maar haar acties zijn destructief. Voor haar wraak moet ze haar woede onderdrukken en een deel van zichzelf vernietigen. We kunnen dit moeilijk definiëren als een constructieve actie waarvoor Chemaly pleit. In Euripides’ Medea kunnen we echter duidelijk lezen hoe een misogyne samenleving de consequenties van vrouwelijke woede exploreert. In deze exploratie is het gevolg een destructie van normen, identiteit en maatschappelijke posities. Er worden geen constructieve veranderingen doorgevoerd die gelijkheid bevorderen, waarschijnlijk omdat deze als gevaarlijk geacht werden in de misogyne context waarin het toneelstuk zich afspeelde en opgevoerd werd.

 

She should be mad, should be scathing like me

Chemaly roept vrouwen op om onze woede niet langer te onderdrukken, maar te erkennen en gebruiken: niet door onze omgeving en in het proces onszelf te vernietigen, maar door als vrouwelijk collectief structurele veranderingen door te voeren die voor meer gelijkheid zorgen.[20] Tegenover de misogyne exploratie van vrouwelijke woede in Euripides’ Medea, contrasteer ik graag hedendaagse stemmen die op een constructieve manier met woede omgaan en een positieve uitkomst voor iedereen beogen. Hoopvoller en hierdoor geïnspireerd leer ik bewuster met mijn eigen woede omgaan en zie ik de gevoelens die door Swift en Chemaly opgeroepen en beschreven werden, als een positieve kracht.[21]

 

Voetnoten:

[1] Hier zijn enkele hedendaagse voorbeelden over de problematische omgang met vrouwelijke woede. Ten eerste het Dangerous Woman Project dat onderzoekt waarom vrouwen als gevaarlijk worden gezien en wat dit dan betekent. Ook woede is één van de factoren hierin. Ten tweede verwijs ik naar Fiona Hills reactie op de vraag waarom ze “upset” was over de voormalige VN-Ambassadeur Gordon Sondland: ‘”I was actually, to be honest, angry with him and, you know, I hate to say it, but often when women show anger, it’s not fully appreciated,” Hill testified, adding, “It’s often, you know, pushed onto emotional issues perhaps or deflected onto other people”‘. Ook Taylor Swift spreekt zich ook uit over het misogyn taalgebruik om vrouwelijk gedrag en emoties te beschrijven: “A man does something, it’s strategic. A woman does the same thing, it’s calculated. A man is allowed to react. A woman can only overreact”.

[2] Chemaly, S. L. (2018). Rage Becomes Her: The Power of Women’s Anger. Simon and Schuster.

[3] Chemaly, 2018, 19–20.

[4] Chemaly, 2018, 10–15.

[5] Chemaly, 2018, 17–18.

[6] Dit komt voor in verzen 94, 99, 172, 590, 898, 115, 1266. Meer info over de betekenis vind je hier.

[7] Dit komt voor in verzen 121, 176, 447, 456, 520, 615, 638, 870, 909, 1150, 1172. Meer info over de betekenis vind je hier.

[8] Teksteditie: J. Diggle, Euripidis fabulae, vol. 1, Oxford: Clarendon Press, 1984: 93-155.

[9] Χόλος komt van de 15 keer bij Euripides (incl. fragmenten) 7 keer voor in Medea. Ὀργή komt van de 50 keer bij Euripides (incl. fragmenten) 11 keer voor in Medea.

[10] Harris, W. V. (2003). The rage of women. In Ancient anger: Perspectives from Homer to Galen. Cambridge University Press, 125–129.

[11] Deze gegenderde emoties vinden we ook terug in andere toneelstukken van Euripides. Rouw werd bijvoorbeeld als vrouwelijk gezien en wanneer Herakles in Herakles (424 v.C.) geconfronteerd wordt met de dood van zijn kinderen, weigert hij om die reden openlijk te rouwen. Meer info zie: Allard, J.-N., Montlahuc, P., & Rothstein, M. (2018). The gendered construction of emotions in the Greek and Roman worlds. Clio. Women, Gender, History, 47, 26.

[12] De kurios kan je vergelijken met de Latijnse pater familias. Deze man staat aan het hoofd van zijn familie en is verantwoordelijk voor zijn echtgenote, kinderen en slaven… Een vrouw mag niet zonder kurios komen te staan. Haar kurios is in de eerste plaats haar vader en dan haar echtgenoot; als die zouden komen te overlijden, gaat die rol naar haar broer, zoon of een ander mannelijk familielid.

[13] Eigen vertaling.

[14] Levett, B. (2010). Verbal Autonomy and Verbal Self-Restraint in Euripides’ Medea. Classical Philology, 105(1), 54–68. Volgens Levett (2010, p. 60) overschrijdt Medea de norm door het uitspreken van haar woede en daarbij de mannelijke taal van de aanklacht te hanteren. Omdat ze de norm op die manier overschrijdt, hebben haar woorden geen effect op Jason.

[15] Levett, 2010, 55.

[16] In het Grieks uitgedrukt door μαίνομαι (mainomai, 873). Ons Nederlandse woord ‘manisch’ is hier ook van afgeleid.

[17] Levett, 2010, 62.

[18] Levett, 2010, 65. Meer info over het gebruik en omkeren van stereotypen in de Medea zie: Barlow, S. A. (1989). Stereotype and Reversal in Euripides’ ‘Medea’. Greece & Rome, 36(2), 158–171.

[19] Chemaly, 2018, 17–18.

[20] Chemaly, 2018, 8 & 18.

“IS HE… YOU KNOW?” – Mannelijke seksualiteit in Euripides’ Hippolytos

— Deze blogpost werd geschreven door Florian Debaene, Master-student in de Afdeling Grieks, voor het vak Bijzondere Vraagstukken: Oudgriekse Letterkunde. De opinies en argumenten in deze blogpost zijn die van de student en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het officiële beleid of standpunt van de Afdeling Grieks. Voorbeelden van analyse uitgevoerd in deze blogpost zijn slechts voorbeelden.

 

De haarboswuivende

Op mijn zestiende koos ik ervoor om mijn haar te laten uitgroeien. Om het met Pink Floyd te zeggen: qua uiterlijk voelde ik mij tussen alle andere jongens op school Another brick in the wall, en plots had ik daar genoeg van. Nieuwsgierig naar hoe ik eruit zou zien met een andere haartooi, begon ik mijn experiment. De Grieks-Latinisten gaven mij naar aanleiding van de lessen over Homeros’ Ilias het epitheton de haarboswuivende (zoals Hektor de helmboswuivende). Anderen spraken mij minder liefkozend aan of slingerden kwetsende opmerkingen of zelfs ongemakkelijke vooronderstellingen over mijn geaardheid naar mijn hoofd, vaak tot mijn verbazing. Ik was toch niet plots ‘anders’?

Een goeie vijf jaar later kan ik concluderen dat mijn experiment, zijnde een verandering in mijn genderexpressie (geen ‘kort’ haar), voor sommigen een verandering in mijn genderidentiteit betekende (niet/minder mannelijk), wat ook een indicatie zou zijn van mijn seksuele geaardheid (niet-heteroseksueel). Ikzelf identificeer mij als queer-geaarde man, maar dit komt niet voort uit mijn paardenstaart vandaag of morgen mijn man bun (een hedendaagse term voor het opgestoken dragen van lang haar als man, zo mannelijk – lees: niet-vrouwelijk – dat man in de naam moet staan). Zelfs al ging ik nu bros, ik zou mij nog steeds zo identificeren.

Tot op zekere hoogte ‘maken de kleren de man’ en bepaalt hoe iemand eruit ziet mede diens identiteit, maar absolute conclusies trekken over iemands persoonlijke of seksuele identiteit op basis van diens voorkomen of genderexpressie, vind ik gevaarlijk terrein. Schijn kan immers ook bedriegen. Het feit dat er bepaalde historisch gegroeide genderspecifieke verwachtingspatronen bestaan omtrent genderexpressie en dat mensen altijd al in voornamelijk twee hokjes geforceerd worden (binair: man/vrouw), helpt ook niet met het loskoppelen van bepaalde kenmerken en veralgemenende aannames over persoonlijke en seksuele identiteit.

 

De tragische seksualiteit van Hippolytos

Een Griekse tragedie – voor mij hét kruispunt van persoonlijke en academische fascinatie – waarin precies die thematiek van seksualiteit en gegenderde verwachtingspatronen aan bod komt is Euripides’ Hippolytos.

Barbier, G. (1922). Phèdre et Hippolyte.
Illustratie in Personnages de comédie van A. Flament.
Geraadpleegd op 4 november 2020, online.

De tragedie gaat over Hippolytos, Theseus’ bastaardzoon met de Amazone Hippolyta, die het vertikt om Afrodite, de liefdesgodin, te eren (Hipp. 10-11). Erger nog: Hippolytos negeert en beledigt Afrodite, en wil niets met liefde of het huwelijk te maken hebben (Hipp. 11-14). Hij wijdt zich uitsluitend aan de godin van de jacht en maagdelijkheid, Artemis (Hipp. 15-16). Als godin kan Afrodite zijn persoonlijke vendetta tegen haar niet dulden (Hipp. 21-22): “Zondigen tegen mij? Dáárvoor zal ik mij vandaag op Hippolytos wreken”.[1] Afrodite zal Hippolytos doen boeten voor zijn goddeloos gedrag door zijn stiefmoeder Faidra op hem verliefd te maken (Hipp. 27-28), en Theseus er ook bij te betrekken (Hipp. 42).

Het resultaat van deze tragedie? Twee doden en een gebroken koning: Faidra pleegt uit schaamte zelfmoord omdat Hippolytos’ maagdelijke ziel haar onthulde liefde niet kan verdragen en haar (indirect) met de grond gelijk maakt, en hijzelf sterft door een vloek van zijn vader Theseus, die uitvloeit uit diens lezing van Faidra’s zelfmoordbrief. De (goddelijke) oplossing? Hippolytos en Faidra krijgen van de godin Artemis een plek in de stedelijke cultus voor Afrodite te Troizen als troostprijs voor hun leed. Ze pleit iedereen min of meer vrij van schuld, ook Theseus die zijn zoon vervloekt heeft en alleen overblijft, want (Hipp. 1328): “Afrodite wilde het zo”.

 

Seks en religie

Onverwachts, misschien, vormt Hippolytos’ seksualiteit de eigenlijke hoofdkwestie van deze tragedie, aangezien hij zich allesbehalve als een normale jongeman gedraagt. Hij wijst op persoonlijk vlak liefde en seksualiteit resoluut af (cfr. Afrodite’s wraakplan), en doet dit vanuit zijn onverbiddelijke focus op kuisheid. Deze kuisheid haalt hij uit zijn hoogstpersoonlijke cultus voor de maagdelijke godin Artemis en is zijn hoogstpersoonlijke en nauwe interpretatie van het concept sofrosune, dat ‘zelfbeheersing’ betekent (Hipp. 1364-1365): “Ik, rein en godsvrezend, die iedereen in kuisheid (zelfbeheersing) overtref…”.

Jammer genoeg voor Hippolytos maakt hij deel uit van een stedelijk-maatschappelijk weefsel binnen het tragische genre waar burgers moeten conformeren aan de sociale verwachtingen en verplichtingen, bastaardzoon of niet. De sociale rol van heteroseksualiteit – in de zin van de toekomst van de stad en families verzekeren door als man legitieme kinderen te verwekken bij vrouwen – is niet optioneel, en bovendien onverzoenbaar met Hippolytos’ levensstijl.[2] Hippolytos wéét dit, maar kiest er zélf voor om dit te laten vanwege zijn geloofsovertuigingen (Hipp. 104): “Een god die ’s nachts geëerd wordt, zint mij niet”.

Doordat Hippolytos als huwbare man zijn seksualiteit niet tot het verwachte heteroseksuele eindpunt laat komen, hebben bepaalde stemmen in academisch onderzoek geopperd dat hij homoseksueel geaard zou zijn.[3] Argumenten hiervoor zijn dat Hippolytos als vrouwelijk beschreven wordt. Zo plaatst hij zich in de traditie van zijn Amazonemoeder (Hipp. 1082) als jager en Artemisaanhanger. Lichamelijk wordt hij ook soms door typisch vrouwelijke uiterlijkheden gekenmerkt, zoals de vorm van zijn armen, zijn kleding, maar ook zijn haar dat goudbruinkleurig is zoals ook Faidra’s haar (Hipp. 134, 1343), of zoals “from Homer onwards, that of Menelaos, not the most masculine of heroes” (Craik 1998, 35). Ten slotte karakteriseert Hippolytos zichzelf door het cultureel vrouwelijke concept van kuisheid, waartegenover Theseus’ ongeloof in zijn kuisheid de ongewoonheid ervan aantoont voor mannen (Hipp. 949, 955): “Jij, kuis en van het kwaad gevrijwaard? … Nu heb ik je te pakken!”.

Opvallend is dat deze argumenten Hippolytos’ genderexpressie telkens heel binair aanduiden als minder mannelijk, en dus als vrouwelijk: “effeminate in dress and demeanour” (Craik 1998, 35). In de beschrijving van Hippolytos aan de hand van vrouwelijke elementen ziet men dus homoseksuele gedragingen, waarop zijn homoseksualiteit, naast het feit dat hij seksualiteit afwijst en een vrouwenhater zou zijn (cfr. zijn vrouwonvriendelijke speech, Hipp. 616-668), gefundeerd wordt.[4]

 

Hippolytos’ seksuele identiteit?

Guérin, P-N. (1802). Phèdre et Hippolyte.
Schilderij
Geraadpleegd op 4 november 2020, online.

Voor mij staat Hippolytos’ genderexpressie allesbehalve garant voor zijn homoseksualiteit, noch de andere argumenten. Hippolytos zelf zegt dat hij nog nooit eender welke seksuele ervaring gehad heeft (Hipp. 1002), en in de tragedie wordt van homoseksualiteit geen punt gemaakt. Zijn uitbarsting tegen vrouwen kan gelezen worden in lijn met zijn persoonlijke drang naar kuisheid en zijn seksistische mening dat vrouwen dit niet kunnen bezitten, maar daartegenover kan hij dan wel hypothetisch nadenken over een echtgenote in gesprek met zijn vader (Hipp. 1044): “als je het gedurfd zou hebben de hand te leggen op mijn vrouw”.

Op Hippolytos een binaire seksualiteit plakken is voor mij zijn personage stukmaken, om nog maar te zwijgen over de historische onjuistheid hem een moderne seksualiteit op te leggen. Hem homoseksueel noemen omdat hij soms vrouwelijk voorkomt, vind ik kortzichtig. Heteroseksueel is hij ook moeilijk te noemen. Aseksueel met een seksuele aversie maakt misschien het meeste kans, omdat zich distantiëren van seksualiteit en toeleggen op kuisheid deel is van Hippolytos’ identiteit.

Ik zie Hippolytos persoonlijk als een kluizenaarsfiguur die zich vanuit zijn eigen overtuigingen met trots een eigen religie (do’s: kuis zijn en Artemis eren; don’ts: Afrodite) en een identiteit in lijn met zijn Amazoneafkomst (bv. te paard met kameraden in de bossen jagen) aanmeet op basis waarvan hijzelf beslist waarmee hij zich wil associëren en waarmee niet.

Had Hippolytos vandaag de dag geleefd, zou hij zichzelf al gelukkig kunnen prijzen dat hij niet gecanceld zou worden door Afrodite voor zijn gepersonaliseerde lifestyle omdat hij als man seksueel tekortschiet op maatschappelijk vlak. Misschien zou hij wel nog steeds te horen krijgen dat zijn haar te vrouwelijk is en zijn seksualiteit te ongedefinieerd, maar misschien zou hij ook beroemd zijn voor zijn unieke en spirituele kijk op het leven of toch eerder berucht voor zijn seksistische visies en exclusivistische houding tegen iedereen die niet kuis kan zijn zoals hij.

 

[1] Alle vertalingen zijn van eigen hand. Gebruikte editie: Euripides, & Kovacs, D. (1995). Children of Heracles: Hippolytus; Andromache; Hecuba. (Euripides.) Cambridge, Mass: Harvard University Press.

[2] Voor meer informatie over Hippolytos, zijn religie en de maatschappij zie: Kokkini, D. (2013). The Rejection of Erotic Passion by Euripides’ Hippolytos. Bulletin of the Institute of Classical Studies. Supplement, (119), 67-83.

[3] Voor een psychoanalytische verklaring van Hippolytos’ homoseksualiteit zie: Smoot, J. (1976). Hippolytus as Narcissus: an amplification. Arethusa, 9(1), 37-51. Voor een onderzoek naar homoseksuele resonanties op talig vlak zie: “Craik, E. M. (1998). Language of sexuality and sexual inversion in Euripides’ Hippolytos. Acta Classica, 1, 41, 29-44.

[4] Vertaling van David Kovacs: ‘O Zeus, why have you settled women in the light of the sun, women, this bane mankind find counterfeit?1 If you wished to propagate the human race, it was not from women that you should have given us this. [620] Rather, men should have put down in the temples either bronze or iron or a mass of gold and have bought offspring, each man for a price corresponding to his means, and then dwelt in houses free from the female sex.’