“IS HE… YOU KNOW?” – Mannelijke seksualiteit in Euripides’ Hippolytos

— Deze blogpost werd geschreven door Florian Debaene, Master-student in de Afdeling Grieks, voor het vak Bijzondere Vraagstukken: Oudgriekse Letterkunde. De opinies en argumenten in deze blogpost zijn die van de student en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het officiële beleid of standpunt van de Afdeling Grieks. Voorbeelden van analyse uitgevoerd in deze blogpost zijn slechts voorbeelden.

 

De haarboswuivende

Op mijn zestiende koos ik ervoor om mijn haar te laten uitgroeien. Om het met Pink Floyd te zeggen: qua uiterlijk voelde ik mij tussen alle andere jongens op school Another brick in the wall, en plots had ik daar genoeg van. Nieuwsgierig naar hoe ik eruit zou zien met een andere haartooi, begon ik mijn experiment. De Grieks-Latinisten gaven mij naar aanleiding van de lessen over Homeros’ Ilias het epitheton de haarboswuivende (zoals Hektor de helmboswuivende). Anderen spraken mij minder liefkozend aan of slingerden kwetsende opmerkingen of zelfs ongemakkelijke vooronderstellingen over mijn geaardheid naar mijn hoofd, vaak tot mijn verbazing. Ik was toch niet plots ‘anders’?

Een goeie vijf jaar later kan ik concluderen dat mijn experiment, zijnde een verandering in mijn genderexpressie (geen ‘kort’ haar), voor sommigen een verandering in mijn genderidentiteit betekende (niet/minder mannelijk), wat ook een indicatie zou zijn van mijn seksuele geaardheid (niet-heteroseksueel). Ikzelf identificeer mij als queer-geaarde man, maar dit komt niet voort uit mijn paardenstaart vandaag of morgen mijn man bun (een hedendaagse term voor het opgestoken dragen van lang haar als man, zo mannelijk – lees: niet-vrouwelijk – dat man in de naam moet staan). Zelfs al ging ik nu bros, ik zou mij nog steeds zo identificeren.

Tot op zekere hoogte ‘maken de kleren de man’ en bepaalt hoe iemand eruit ziet mede diens identiteit, maar absolute conclusies trekken over iemands persoonlijke of seksuele identiteit op basis van diens voorkomen of genderexpressie, vind ik gevaarlijk terrein. Schijn kan immers ook bedriegen. Het feit dat er bepaalde historisch gegroeide genderspecifieke verwachtingspatronen bestaan omtrent genderexpressie en dat mensen altijd al in voornamelijk twee hokjes geforceerd worden (binair: man/vrouw), helpt ook niet met het loskoppelen van bepaalde kenmerken en veralgemenende aannames over persoonlijke en seksuele identiteit.

 

De tragische seksualiteit van Hippolytos

Een Griekse tragedie – voor mij hét kruispunt van persoonlijke en academische fascinatie – waarin precies die thematiek van seksualiteit en gegenderde verwachtingspatronen aan bod komt is Euripides’ Hippolytos.

Barbier, G. (1922). Phèdre et Hippolyte.
Illustratie in Personnages de comédie van A. Flament.
Geraadpleegd op 4 november 2020, online.

De tragedie gaat over Hippolytos, Theseus’ bastaardzoon met de Amazone Hippolyta, die het vertikt om Afrodite, de liefdesgodin, te eren (Hipp. 10-11). Erger nog: Hippolytos negeert en beledigt Afrodite, en wil niets met liefde of het huwelijk te maken hebben (Hipp. 11-14). Hij wijdt zich uitsluitend aan de godin van de jacht en maagdelijkheid, Artemis (Hipp. 15-16). Als godin kan Afrodite zijn persoonlijke vendetta tegen haar niet dulden (Hipp. 21-22): “Zondigen tegen mij? Dáárvoor zal ik mij vandaag op Hippolytos wreken”.[1] Afrodite zal Hippolytos doen boeten voor zijn goddeloos gedrag door zijn stiefmoeder Faidra op hem verliefd te maken (Hipp. 27-28), en Theseus er ook bij te betrekken (Hipp. 42).

Het resultaat van deze tragedie? Twee doden en een gebroken koning: Faidra pleegt uit schaamte zelfmoord omdat Hippolytos’ maagdelijke ziel haar onthulde liefde niet kan verdragen en haar (indirect) met de grond gelijk maakt, en hijzelf sterft door een vloek van zijn vader Theseus, die uitvloeit uit diens lezing van Faidra’s zelfmoordbrief. De (goddelijke) oplossing? Hippolytos en Faidra krijgen van de godin Artemis een plek in de stedelijke cultus voor Afrodite te Troizen als troostprijs voor hun leed. Ze pleit iedereen min of meer vrij van schuld, ook Theseus die zijn zoon vervloekt heeft en alleen overblijft, want (Hipp. 1328): “Afrodite wilde het zo”.

 

Seks en religie

Onverwachts, misschien, vormt Hippolytos’ seksualiteit de eigenlijke hoofdkwestie van deze tragedie, aangezien hij zich allesbehalve als een normale jongeman gedraagt. Hij wijst op persoonlijk vlak liefde en seksualiteit resoluut af (cfr. Afrodite’s wraakplan), en doet dit vanuit zijn onverbiddelijke focus op kuisheid. Deze kuisheid haalt hij uit zijn hoogstpersoonlijke cultus voor de maagdelijke godin Artemis en is zijn hoogstpersoonlijke en nauwe interpretatie van het concept sofrosune, dat ‘zelfbeheersing’ betekent (Hipp. 1364-1365): “Ik, rein en godsvrezend, die iedereen in kuisheid (zelfbeheersing) overtref…”.

Jammer genoeg voor Hippolytos maakt hij deel uit van een stedelijk-maatschappelijk weefsel binnen het tragische genre waar burgers moeten conformeren aan de sociale verwachtingen en verplichtingen, bastaardzoon of niet. De sociale rol van heteroseksualiteit – in de zin van de toekomst van de stad en families verzekeren door als man legitieme kinderen te verwekken bij vrouwen – is niet optioneel, en bovendien onverzoenbaar met Hippolytos’ levensstijl.[2] Hippolytos wéét dit, maar kiest er zélf voor om dit te laten vanwege zijn geloofsovertuigingen (Hipp. 104): “Een god die ’s nachts geëerd wordt, zint mij niet”.

Doordat Hippolytos als huwbare man zijn seksualiteit niet tot het verwachte heteroseksuele eindpunt laat komen, hebben bepaalde stemmen in academisch onderzoek geopperd dat hij homoseksueel geaard zou zijn.[3] Argumenten hiervoor zijn dat Hippolytos als vrouwelijk beschreven wordt. Zo plaatst hij zich in de traditie van zijn Amazonemoeder (Hipp. 1082) als jager en Artemisaanhanger. Lichamelijk wordt hij ook soms door typisch vrouwelijke uiterlijkheden gekenmerkt, zoals de vorm van zijn armen, zijn kleding, maar ook zijn haar dat goudbruinkleurig is zoals ook Faidra’s haar (Hipp. 134, 1343), of zoals “from Homer onwards, that of Menelaos, not the most masculine of heroes” (Craik 1998, 35). Ten slotte karakteriseert Hippolytos zichzelf door het cultureel vrouwelijke concept van kuisheid, waartegenover Theseus’ ongeloof in zijn kuisheid de ongewoonheid ervan aantoont voor mannen (Hipp. 949, 955): “Jij, kuis en van het kwaad gevrijwaard? … Nu heb ik je te pakken!”.

Opvallend is dat deze argumenten Hippolytos’ genderexpressie telkens heel binair aanduiden als minder mannelijk, en dus als vrouwelijk: “effeminate in dress and demeanour” (Craik 1998, 35). In de beschrijving van Hippolytos aan de hand van vrouwelijke elementen ziet men dus homoseksuele gedragingen, waarop zijn homoseksualiteit, naast het feit dat hij seksualiteit afwijst en een vrouwenhater zou zijn (cfr. zijn vrouwonvriendelijke speech, Hipp. 616-668), gefundeerd wordt.[4]

 

Hippolytos’ seksuele identiteit?

Guérin, P-N. (1802). Phèdre et Hippolyte.
Schilderij
Geraadpleegd op 4 november 2020, online.

Voor mij staat Hippolytos’ genderexpressie allesbehalve garant voor zijn homoseksualiteit, noch de andere argumenten. Hippolytos zelf zegt dat hij nog nooit eender welke seksuele ervaring gehad heeft (Hipp. 1002), en in de tragedie wordt van homoseksualiteit geen punt gemaakt. Zijn uitbarsting tegen vrouwen kan gelezen worden in lijn met zijn persoonlijke drang naar kuisheid en zijn seksistische mening dat vrouwen dit niet kunnen bezitten, maar daartegenover kan hij dan wel hypothetisch nadenken over een echtgenote in gesprek met zijn vader (Hipp. 1044): “als je het gedurfd zou hebben de hand te leggen op mijn vrouw”.

Op Hippolytos een binaire seksualiteit plakken is voor mij zijn personage stukmaken, om nog maar te zwijgen over de historische onjuistheid hem een moderne seksualiteit op te leggen. Hem homoseksueel noemen omdat hij soms vrouwelijk voorkomt, vind ik kortzichtig. Heteroseksueel is hij ook moeilijk te noemen. Aseksueel met een seksuele aversie maakt misschien het meeste kans, omdat zich distantiëren van seksualiteit en toeleggen op kuisheid deel is van Hippolytos’ identiteit.

Ik zie Hippolytos persoonlijk als een kluizenaarsfiguur die zich vanuit zijn eigen overtuigingen met trots een eigen religie (do’s: kuis zijn en Artemis eren; don’ts: Afrodite) en een identiteit in lijn met zijn Amazoneafkomst (bv. te paard met kameraden in de bossen jagen) aanmeet op basis waarvan hijzelf beslist waarmee hij zich wil associëren en waarmee niet.

Had Hippolytos vandaag de dag geleefd, zou hij zichzelf al gelukkig kunnen prijzen dat hij niet gecanceld zou worden door Afrodite voor zijn gepersonaliseerde lifestyle omdat hij als man seksueel tekortschiet op maatschappelijk vlak. Misschien zou hij wel nog steeds te horen krijgen dat zijn haar te vrouwelijk is en zijn seksualiteit te ongedefinieerd, maar misschien zou hij ook beroemd zijn voor zijn unieke en spirituele kijk op het leven of toch eerder berucht voor zijn seksistische visies en exclusivistische houding tegen iedereen die niet kuis kan zijn zoals hij.

 

[1] Alle vertalingen zijn van eigen hand. Gebruikte editie: Euripides, & Kovacs, D. (1995). Children of Heracles: Hippolytus; Andromache; Hecuba. (Euripides.) Cambridge, Mass: Harvard University Press.

[2] Voor meer informatie over Hippolytos, zijn religie en de maatschappij zie: Kokkini, D. (2013). The Rejection of Erotic Passion by Euripides’ Hippolytos. Bulletin of the Institute of Classical Studies. Supplement, (119), 67-83.

[3] Voor een psychoanalytische verklaring van Hippolytos’ homoseksualiteit zie: Smoot, J. (1976). Hippolytus as Narcissus: an amplification. Arethusa, 9(1), 37-51. Voor een onderzoek naar homoseksuele resonanties op talig vlak zie: “Craik, E. M. (1998). Language of sexuality and sexual inversion in Euripides’ Hippolytos. Acta Classica, 1, 41, 29-44.

[4] Vertaling van David Kovacs: ‘O Zeus, why have you settled women in the light of the sun, women, this bane mankind find counterfeit?1 If you wished to propagate the human race, it was not from women that you should have given us this. [620] Rather, men should have put down in the temples either bronze or iron or a mass of gold and have bought offspring, each man for a price corresponding to his means, and then dwelt in houses free from the female sex.’