Op gevleugelde woorden: de odyssee van een lange-afstandsrelatie in tijden van gesloten grenzen

— Deze blogpost werd geschreven door masterstudent Vic Vandendriessche, voor het vak Bijzondere Vraagstukken: Oudgriekse Letterkunde. De opinies en argumenten in deze blogpost zijn die van de student en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het officiële beleid of standpunt van de Afdeling Grieks. Voorbeelden van analyse uitgevoerd in deze blogpost zijn slechts voorbeelden.

 

‘Telemachus, ik zal maar weer naar boven gaan om me te leggen op mijn bed,

voor mij een oord van jammeren, immer nat door mijn tranen…’[1]

(Penelope in Od. XVII.101-104)

Hoewel ik mijn vertrek van de keukentafel nooit zo expliciet – of dramatisch – had aangekondigd, schoten in het voorjaar van 2020 dergelijke gedachten toch vaak door mijn hoofd. Op 14 februari verliet ik mijn Griekse vriend met de belofte dat we elkaar snel terug zouden zien. “2020 wordt ons jaar!”, beloofde ik. Had ik geweten dat een maand later in beide landen beslissingen zouden vallen die ons maandenlang van elkaar zouden scheiden, dan was ik nooit op dat vliegtuig gestapt. Ik voelde me tijdens de lockdown als Odysseus op zijn terugweg van Troje, niet wetend wanneer ik mijn Ithaka en Penelope weer zou bereiken en niet in staat om actie te ondernemen door de zee van maatregelen.

 

Homer is where the heart is

Sosias Painter. (500 v.C.). Achilles binding Patroclus’ wounds [vaasschildering]. Geraadpleegd op 6 november 2020
Ithaka was voor mij waar mijn partner was. Mijn huis lag in België, mijn ‘thuis’ in Griekenland. Het voelde vooral zo omdat alles nog zeer pril was. Ik wilde de overvloedige oxytocine-scheuten met hem beleven. Wat alles nog specialer maakte, was dat onze relatie geheim moest blijven. Omdat hij homoseksueel was in een zeer conservatieve omgeving, werd onze liefde een ‘verboden’ relatie. Ik wou gerust alles stil houden; het ging tenslotte over ons. Ik was graag ‘de erasmusvriend’ in het openbaar en ‘de vriend’ achter gesloten deuren.

 

Omdat alles zo pril en exclusief was, ging ik de lockdown in met aanvankelijk weinig zorgen of angsten, zoals ook Odysseus een lange tijd moed hield. Zelfs het nieuws en de memes over relaties die op de klippen liepen, deden mij niet snel twijfelen aan mijn relatie. Wanneer ik iets hoorde over een verloren gegane relatie, dacht ik hetzelfde als wat Odysseus meerdere malen verwoordde over personen die – letterlijk – in hetzelfde schuitje zaten: ‘We voeren verder, droef van hart om het verlies van goede kameraden, maar blij omdat we zelf de dood ontkwamen’ (Od. VIII.133-134).

 

Het is nooit Niemands schuld

Op 18 maart – toen de Belgische grenzen sloten – wist ik dat mijn terugkeer naar Griekenland niet zo vanzelfsprekend zou zijn, net zoals Odysseus’ omzwervingen. Toch stopten Odysseus en ik niet met varen; het reisverbod zou maar twee weken duren. Odysseus werd ‘wel negen dagen lang over een zee vol vissen meegesleurd door dodelijke winden’ (Od. IX.82-83). Zo lieten ook mijn gedachten me negen dagen niet rusten, tot op de tiende dag de herevaluatie van de toenmalige toestand de versoepelingen twee weken uitstelde. Na de verlenging lag ik net zoals Odysseus ‘ten prooi aan pijn en aan vermoeidheid twee dagen en twee nachten achtereen’ (Od. X.142). En dat drie maanden lang, om de twee weken.

Böcklin, A. (1896). Odysseus and Polyphemus [schilderij]. Geraadpleegd op 6 november 2020
Nadat Odysseus in boek X de zak met winden van Aiolos had gekregen, zeilden ze weer negen dagen. Maar op de tiende dag openden zijn reisgezellen de zak: ‘ogenblikkelijk rukte een storm hen weg en voerde hen naar zee, ver van de vaderlijke grond’ (Od. X.48-49). Zo ook waren er in mijn wereld nog steeds mensen die naar manieren zochten om de maatregelen te ontbinden. Machten die boven Odysseus en mij stonden, bleven ons dus onze verdere voortgang verbieden. Odysseus veroorzaakte later wel zelf nog grotere tegenkanting voor een veilige terugreis door de zoon van Poseidon te verblinden[2]. Ik bleef me aan de coronamaatregelen houden. Daarom misschien dat mijn terugkeer maar vier maanden duurde ten opzicht van zijn tien jaar? Wie zal het zeggen…

Na een paar van die herevaluaties bereikte ik een state of mind in mijn odyssee vergelijkbaar met Odysseus op het eiland Ogygia[3]: Odysseus verbleef zeven jaar bij de nimf Calypso, tot de goden beslisten om hem te helpen en ze Calypso bevalen hem te laten gaan. Hoewel mijn doel me nog steeds duidelijk was, zag ik in dat ik niet moest hopen dat ik het snel zou bereiken. Ik was machteloos. Ik zocht niet meer actief naar uitwegen, maar wachtte tot de hogere machten mij een hand reikten in de vorm van open grenzen, zoals de goden ook Odysseus uiteindelijk toelieten Ogygia te verlaten: ‘het is zijn lot niet hier ver van zijn vrienden te sterven, wel die vrienden nog terug te zien en in zijn huis met hoge daken weer aan te komen in zijn vaderland’ (Hermes tegen Calypso, Od. V.113-115). Omdat ik niet meer actief met de situatie bezig was, hadden mijn hersenen plots niets meer te doen, behalve denken. Denken. Denken over denken. Overdenken.

 

Vrijer(s) door te vergeten?

De zeeën van tijd lieten angsten mijn gedachten overnemen zoals de vele vrijers Odysseus’ paleis bezetten. Mijn onzekerheid manifesteerde zich door vele factoren: de prilheid van de relatie, de beperktheid van het digitale contact, dat ik wist dat hij niemand over mij vertelde… Leefde hij dan in zekere zin niet alsof ik niet meer zou terugkeren? Ik wist dat hij veel mannelijke kennissen had die hoogstwaarschijnlijk wat meer wilden van hem dan een babbel. Lagen er dan echt vrijers op de loer, zoals die bij Penelope? De vrijers waren immers niet enkel uit op Odysseus’ functie als heerser van Ithaka. Ze waren erop gebrand om Penelope te bedden (XVIII.213-214): ‘De kracht ontzonk de vrijers in de knieën zodra hun hart ter plekke werd betoverd door passie. Vurig wenste elk het bed te delen met Penelope’. Terwijl ik zo gefocust was op Ithaka, was hij wel nog aan het weven?

Archaeology & Art [@archaeologyart]. (2020, 5 november). Penelope and Odysseus (Ulysses) [Foto].
Geraadpleegd op 5 november 2020
De angst voor lethe, vergetelheid, had me overgenomen. Lethe tast volgens Vermeule[4] niet het verstand aan, wel de wil om terug te keren. Dat zag Odysseus bij de Lotuseters[5], bij de tovenares Kirke[6] en bij de Sirenen. ‘Wie hen onwetend nadert, de stem van de Sirenen hoort, komt nooit meer thuis’, zei Kirke (XII.41-42). Zoals Nugent zegt: we hebben het hier wel over de man die een voorstel tot onsterfelijkheid afsloeg[7] om weer zijn thuis te kunnen bereiken. En toch dreigde er nog gevaar dat Odysseus ten prooi zou vallen aan lethe? Het kon waarlijk iedereen overkomen en ik kreeg schrik voor mijn Penelope. Ik wist dat de vrijers mijn hoofd zouden blijven bezetten zolang ik Ithaka als doel had en het niet bereikte, maar ik zou in geen geval gehoor geven aan het zoete lied van de Sirenen; want hoewel er vrijers in mijn paleis zaten, was mijn Penelope er nog boven alles de meester des huizes. Uiteindelijk houd je je steeds meer vast aan een idee dan aan de realiteit, dat merk je als je uiteindelijk Ithaka bereikt en elkaar weerziet. Dan hangt het ervan af of je de realiteit opnieuw samen wilt creëren of niet, net zoals Odysseus deed met Penelope: is Ithaka het eindpunt, of slechts één bestemming op een langere reis?

 

[1] Alle vertalingen zijn ontleend aan Lateur, P. (2016). Odyssee – Een zwerver komt thuis. Athenaeum-Polak & Van Gennep.

[2] Zie Odyssee IX.170-542 voor de passage over Polyphemos.

[3] Zie Odyssee I.11-95 en V.1-147.

[4] Vermeule, E. (1979). Aspects of Death in Early Greek Art and Poetry. University of California Press.

[5] Zie Odyssee IX.82-104 voor de passage van de Lotuseters.

[6] Zijn kameraden moesten Odysseus na een jaar bij Kirke herinneren aan zijn vaderland (X.472-474). Kirke gaf de mannen ook de beruchte φάρμακα λυγρά, ‘rouwdrugs’, waardoor ze in dieren veranderden en lethe ervoeren (Vermeulen 1979: 131).

[7] Zie Odyssee V.201-225.

“IS HE… YOU KNOW?” – Mannelijke seksualiteit in Euripides’ Hippolytos

— Deze blogpost werd geschreven door Florian Debaene, Master-student in de Afdeling Grieks, voor het vak Bijzondere Vraagstukken: Oudgriekse Letterkunde. De opinies en argumenten in deze blogpost zijn die van de student en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het officiële beleid of standpunt van de Afdeling Grieks. Voorbeelden van analyse uitgevoerd in deze blogpost zijn slechts voorbeelden.

 

De haarboswuivende

Op mijn zestiende koos ik ervoor om mijn haar te laten uitgroeien. Om het met Pink Floyd te zeggen: qua uiterlijk voelde ik mij tussen alle andere jongens op school Another brick in the wall, en plots had ik daar genoeg van. Nieuwsgierig naar hoe ik eruit zou zien met een andere haartooi, begon ik mijn experiment. De Grieks-Latinisten gaven mij naar aanleiding van de lessen over Homeros’ Ilias het epitheton de haarboswuivende (zoals Hektor de helmboswuivende). Anderen spraken mij minder liefkozend aan of slingerden kwetsende opmerkingen of zelfs ongemakkelijke vooronderstellingen over mijn geaardheid naar mijn hoofd, vaak tot mijn verbazing. Ik was toch niet plots ‘anders’?

Een goeie vijf jaar later kan ik concluderen dat mijn experiment, zijnde een verandering in mijn genderexpressie (geen ‘kort’ haar), voor sommigen een verandering in mijn genderidentiteit betekende (niet/minder mannelijk), wat ook een indicatie zou zijn van mijn seksuele geaardheid (niet-heteroseksueel). Ikzelf identificeer mij als queer-geaarde man, maar dit komt niet voort uit mijn paardenstaart vandaag of morgen mijn man bun (een hedendaagse term voor het opgestoken dragen van lang haar als man, zo mannelijk – lees: niet-vrouwelijk – dat man in de naam moet staan). Zelfs al ging ik nu bros, ik zou mij nog steeds zo identificeren.

Tot op zekere hoogte ‘maken de kleren de man’ en bepaalt hoe iemand eruit ziet mede diens identiteit, maar absolute conclusies trekken over iemands persoonlijke of seksuele identiteit op basis van diens voorkomen of genderexpressie, vind ik gevaarlijk terrein. Schijn kan immers ook bedriegen. Het feit dat er bepaalde historisch gegroeide genderspecifieke verwachtingspatronen bestaan omtrent genderexpressie en dat mensen altijd al in voornamelijk twee hokjes geforceerd worden (binair: man/vrouw), helpt ook niet met het loskoppelen van bepaalde kenmerken en veralgemenende aannames over persoonlijke en seksuele identiteit.

 

De tragische seksualiteit van Hippolytos

Een Griekse tragedie – voor mij hét kruispunt van persoonlijke en academische fascinatie – waarin precies die thematiek van seksualiteit en gegenderde verwachtingspatronen aan bod komt is Euripides’ Hippolytos.

Barbier, G. (1922). Phèdre et Hippolyte.
Illustratie in Personnages de comédie van A. Flament.
Geraadpleegd op 4 november 2020, online.

De tragedie gaat over Hippolytos, Theseus’ bastaardzoon met de Amazone Hippolyta, die het vertikt om Afrodite, de liefdesgodin, te eren (Hipp. 10-11). Erger nog: Hippolytos negeert en beledigt Afrodite, en wil niets met liefde of het huwelijk te maken hebben (Hipp. 11-14). Hij wijdt zich uitsluitend aan de godin van de jacht en maagdelijkheid, Artemis (Hipp. 15-16). Als godin kan Afrodite zijn persoonlijke vendetta tegen haar niet dulden (Hipp. 21-22): “Zondigen tegen mij? Dáárvoor zal ik mij vandaag op Hippolytos wreken”.[1] Afrodite zal Hippolytos doen boeten voor zijn goddeloos gedrag door zijn stiefmoeder Faidra op hem verliefd te maken (Hipp. 27-28), en Theseus er ook bij te betrekken (Hipp. 42).

Het resultaat van deze tragedie? Twee doden en een gebroken koning: Faidra pleegt uit schaamte zelfmoord omdat Hippolytos’ maagdelijke ziel haar onthulde liefde niet kan verdragen en haar (indirect) met de grond gelijk maakt, en hijzelf sterft door een vloek van zijn vader Theseus, die uitvloeit uit diens lezing van Faidra’s zelfmoordbrief. De (goddelijke) oplossing? Hippolytos en Faidra krijgen van de godin Artemis een plek in de stedelijke cultus voor Afrodite te Troizen als troostprijs voor hun leed. Ze pleit iedereen min of meer vrij van schuld, ook Theseus die zijn zoon vervloekt heeft en alleen overblijft, want (Hipp. 1328): “Afrodite wilde het zo”.

 

Seks en religie

Onverwachts, misschien, vormt Hippolytos’ seksualiteit de eigenlijke hoofdkwestie van deze tragedie, aangezien hij zich allesbehalve als een normale jongeman gedraagt. Hij wijst op persoonlijk vlak liefde en seksualiteit resoluut af (cfr. Afrodite’s wraakplan), en doet dit vanuit zijn onverbiddelijke focus op kuisheid. Deze kuisheid haalt hij uit zijn hoogstpersoonlijke cultus voor de maagdelijke godin Artemis en is zijn hoogstpersoonlijke en nauwe interpretatie van het concept sofrosune, dat ‘zelfbeheersing’ betekent (Hipp. 1364-1365): “Ik, rein en godsvrezend, die iedereen in kuisheid (zelfbeheersing) overtref…”.

Jammer genoeg voor Hippolytos maakt hij deel uit van een stedelijk-maatschappelijk weefsel binnen het tragische genre waar burgers moeten conformeren aan de sociale verwachtingen en verplichtingen, bastaardzoon of niet. De sociale rol van heteroseksualiteit – in de zin van de toekomst van de stad en families verzekeren door als man legitieme kinderen te verwekken bij vrouwen – is niet optioneel, en bovendien onverzoenbaar met Hippolytos’ levensstijl.[2] Hippolytos wéét dit, maar kiest er zélf voor om dit te laten vanwege zijn geloofsovertuigingen (Hipp. 104): “Een god die ’s nachts geëerd wordt, zint mij niet”.

Doordat Hippolytos als huwbare man zijn seksualiteit niet tot het verwachte heteroseksuele eindpunt laat komen, hebben bepaalde stemmen in academisch onderzoek geopperd dat hij homoseksueel geaard zou zijn.[3] Argumenten hiervoor zijn dat Hippolytos als vrouwelijk beschreven wordt. Zo plaatst hij zich in de traditie van zijn Amazonemoeder (Hipp. 1082) als jager en Artemisaanhanger. Lichamelijk wordt hij ook soms door typisch vrouwelijke uiterlijkheden gekenmerkt, zoals de vorm van zijn armen, zijn kleding, maar ook zijn haar dat goudbruinkleurig is zoals ook Faidra’s haar (Hipp. 134, 1343), of zoals “from Homer onwards, that of Menelaos, not the most masculine of heroes” (Craik 1998, 35). Ten slotte karakteriseert Hippolytos zichzelf door het cultureel vrouwelijke concept van kuisheid, waartegenover Theseus’ ongeloof in zijn kuisheid de ongewoonheid ervan aantoont voor mannen (Hipp. 949, 955): “Jij, kuis en van het kwaad gevrijwaard? … Nu heb ik je te pakken!”.

Opvallend is dat deze argumenten Hippolytos’ genderexpressie telkens heel binair aanduiden als minder mannelijk, en dus als vrouwelijk: “effeminate in dress and demeanour” (Craik 1998, 35). In de beschrijving van Hippolytos aan de hand van vrouwelijke elementen ziet men dus homoseksuele gedragingen, waarop zijn homoseksualiteit, naast het feit dat hij seksualiteit afwijst en een vrouwenhater zou zijn (cfr. zijn vrouwonvriendelijke speech, Hipp. 616-668), gefundeerd wordt.[4]

 

Hippolytos’ seksuele identiteit?

Guérin, P-N. (1802). Phèdre et Hippolyte.
Schilderij
Geraadpleegd op 4 november 2020, online.

Voor mij staat Hippolytos’ genderexpressie allesbehalve garant voor zijn homoseksualiteit, noch de andere argumenten. Hippolytos zelf zegt dat hij nog nooit eender welke seksuele ervaring gehad heeft (Hipp. 1002), en in de tragedie wordt van homoseksualiteit geen punt gemaakt. Zijn uitbarsting tegen vrouwen kan gelezen worden in lijn met zijn persoonlijke drang naar kuisheid en zijn seksistische mening dat vrouwen dit niet kunnen bezitten, maar daartegenover kan hij dan wel hypothetisch nadenken over een echtgenote in gesprek met zijn vader (Hipp. 1044): “als je het gedurfd zou hebben de hand te leggen op mijn vrouw”.

Op Hippolytos een binaire seksualiteit plakken is voor mij zijn personage stukmaken, om nog maar te zwijgen over de historische onjuistheid hem een moderne seksualiteit op te leggen. Hem homoseksueel noemen omdat hij soms vrouwelijk voorkomt, vind ik kortzichtig. Heteroseksueel is hij ook moeilijk te noemen. Aseksueel met een seksuele aversie maakt misschien het meeste kans, omdat zich distantiëren van seksualiteit en toeleggen op kuisheid deel is van Hippolytos’ identiteit.

Ik zie Hippolytos persoonlijk als een kluizenaarsfiguur die zich vanuit zijn eigen overtuigingen met trots een eigen religie (do’s: kuis zijn en Artemis eren; don’ts: Afrodite) en een identiteit in lijn met zijn Amazoneafkomst (bv. te paard met kameraden in de bossen jagen) aanmeet op basis waarvan hijzelf beslist waarmee hij zich wil associëren en waarmee niet.

Had Hippolytos vandaag de dag geleefd, zou hij zichzelf al gelukkig kunnen prijzen dat hij niet gecanceld zou worden door Afrodite voor zijn gepersonaliseerde lifestyle omdat hij als man seksueel tekortschiet op maatschappelijk vlak. Misschien zou hij wel nog steeds te horen krijgen dat zijn haar te vrouwelijk is en zijn seksualiteit te ongedefinieerd, maar misschien zou hij ook beroemd zijn voor zijn unieke en spirituele kijk op het leven of toch eerder berucht voor zijn seksistische visies en exclusivistische houding tegen iedereen die niet kuis kan zijn zoals hij.

 

[1] Alle vertalingen zijn van eigen hand. Gebruikte editie: Euripides, & Kovacs, D. (1995). Children of Heracles: Hippolytus; Andromache; Hecuba. (Euripides.) Cambridge, Mass: Harvard University Press.

[2] Voor meer informatie over Hippolytos, zijn religie en de maatschappij zie: Kokkini, D. (2013). The Rejection of Erotic Passion by Euripides’ Hippolytos. Bulletin of the Institute of Classical Studies. Supplement, (119), 67-83.

[3] Voor een psychoanalytische verklaring van Hippolytos’ homoseksualiteit zie: Smoot, J. (1976). Hippolytus as Narcissus: an amplification. Arethusa, 9(1), 37-51. Voor een onderzoek naar homoseksuele resonanties op talig vlak zie: “Craik, E. M. (1998). Language of sexuality and sexual inversion in Euripides’ Hippolytos. Acta Classica, 1, 41, 29-44.

[4] Vertaling van David Kovacs: ‘O Zeus, why have you settled women in the light of the sun, women, this bane mankind find counterfeit?1 If you wished to propagate the human race, it was not from women that you should have given us this. [620] Rather, men should have put down in the temples either bronze or iron or a mass of gold and have bought offspring, each man for a price corresponding to his means, and then dwelt in houses free from the female sex.’